Alfa-trainingen

Wat zijn alfa-golven?

Actieve neuronen in de hersenen produceren zwakke elektrische stroompjes, die gemeten kunnen worden via elektroden die op de hoofdhuid worden geplaatst. Het instrument dat de meting verricht is een elektro-encefalograaf. Het resultaat van de meting is het elektro-encefalogram (EEG). Meestal laat het EEG een hoop ruis zien, maar wanneer mensen taken uitvoeren kunnen groepen neuronen tegelijkertijd actief zijn en kan men na analyse van het EEG elektrische stroompjes met een vast ritme herkennen; dit noemen we hersengolven. Deze elektrische signalen zijn uiterst zwak, hooguit 100 µVolt, en de frequentie ligt tussen de tussen 0 en 80 Hz. De hersengolven worden onderverdeeld in categorieën. Alfa golven hebben een bereik van 8 tot 12 Hz.

Alfa-golven duiden op een lichte toestand van ontspanning. Ze komen voor bij ontspanning, tv-kijken, muziek beluisteren, meditatie, ogen sluiten en samen met thèta-golven in slaapstadium 1 (de overgangsfase van lichte slaap). De alfa-ritmes worden beschouwd als top-down cognitieve processen die inhibitie bevorderen (Klimesch et al., 2007). Alfa-golven nemen af bij slaperigheid en wanneer de ogen open zijn. De golven komen veel voor in de occipitale (visuele) cortex. Alfa-golven zijn zeer snel op te wekken door de ogen te sluiten en te ontspannen, bijvoorbeeld door relaxatieoefeningen zoals progressieve spierontspanning of ademhalingsoefeningen.

 

Wat doen de aanbieders van deze trainingen u geloven?

Bedrijven die alfa-training aanbieden claimen dat alfa-golven een gunstig effect hebben op tal van zaken:

 

  • elimineren van psychische problemen,
  • verruimen van de bewustzijnstoestand,
  • vergroten van creativiteit en zelfs intelligentie,
  • ontstressen,
  • deconditioneren van ongewenst gedrag,
  • verlossen van hoofdpijn, migraine, slapeloosheid, stress, angsten, fobieën, allergieën, …
  • contact maken met het universum,
  • ...

 

Waarom geloven zoveel mensen dat dit een goede aanpak is?

Alhoewel de claims inzake gezondheid (waarmee sommigen zich ongeoorloofd op het medisch terrein begeven!) nooit zijn bewezen, en de meeste wetenschappers alfa-golven als een bijproduct van hersenactiviteit beschouwen, trappen veel mensen in de val wegens:

 

  • autoriteitsargumenten van de aanbieders, die vaak beweren dat hun methodes wetenschappelijke onderbouwd zijn, quod non want geen positieve publicaties in peer-reviewed wetenschappelijke tijdschriften;
  • verwijzen naar bekende mensen zoals Einstein en Ledoux en Sperry (de laatste twee zijn hersenwetenschappers);
  • we hebben een aangeboren lichtgelovigheid, wat ons vatbaar maakt voor autoriteitsargmenten van bekende mensen en van mensen die zwaaien met hun diploma (bvb. van psycholoog);
  • men geeft door het taalgebruik de aura van wetenschappelijkheid; vaak beweert men zelfs dat het wetenschappelijk onderbouwd of bewezen is;
  • ze maken gebruik van testimonials: van testimonials is bekend dat door het zien van een gezicht (foto, video) en het lezen van een positieve getuigenis, we geneigd zijn hier meer geloof aan te hechten dan aan degelijke, gecontroleerde en gerandomiseerde (dubbel)blind experimenten;
  • eens mensen hebben deelgenomen aan de training, worden ze het slachtoffer van drie bekende psychologische mechanismen:
    • het placebo-effect (door de aandacht, het ritueel enz. voelt men zich beter: zie elders in deze rubriek bij "placebo-effect");
    • de confirmatieneiging: we hebben de neiging alleen maar informatie te selecteren die past in onze reeds bestaande overtuiging (dat het werkt); we negeren tegenbewijs;
    • het consistentieprincipe: onze neiging om consistent te zijn met onze eerdere keuzes; vooral als we er geld voor betaald hebben wordt de neiging om onze keuzes te verdedigen bijzonder hardnekkig. Wanneer mensen in iets geloven, en in het bijzonder wanneer ze er geld voor hebben betaald, willen ze absoluut niet meer af van hun overtuiging. Daar zijn tal van voorbeelden van zoals mensen die in UFO’s geloven of die de Holocaust ontkennen. Hoe meer mensen kritiek leveren en bewijzen aanleveren, hoe meer ze op hun argumenten terugvallen en emotioneel reageren. Ze willen consistent zijn met zichzelf en met hun eerder gemaakte keuzes. Dus iemand die denkt dat een alfa-training hem of haar voordelen opleverde, die zal niet meer te overtuigen vallen, vaak zelfs niet met bewijzen (b.v. dat er in het hoofd niets blijvend veranderd is).

 

Wat zijn de feiten en de kritiek?

De èchte wetenschap over alfa-golven

Wetenschappers zijn het er over eens dat hersengolven kunnen worden waargenomen en kunnen worden beïnvloed. Het is echter geen uitgemaakte zaak dat hersengolfpatronen direct gerelateerd kunnen worden aan psychische karakteristieken. Terwijl hierover nog vele hypotheses de ronde doen, zijn wetenschappers het er wel over eens dat populaire stellingen zoals de karikatuur van een eenvoudig gelateraliseerd brein (een linker hersenhelft die logisch redeneert en een rechter hersenhelft die creatief is ) of de exclusieve relatie tussen bepaalde cognitieve functies en een bepaald type hersengolf naar het rijk der fabelen moeten worden verwezen. Catherine Tallon-Baudry geeft op het gebied van hersengolven een overzicht van de huidige wetenschappelijke bevindingen (bron: The Society for Neuroscience – SfN):

 

"Bij de klassieke indeling worden delta-golven vooral gelinkt aan slapen, theta-activiteit vooral aan geheugentaken, alfa-ritmes vooral aan alertheidsfluctuaties en bèta en gamma aan aandacht en geheugen. Deze typische ‘eenvoudige’ indeling wordt door tal van bevindingen tegengesproken. Zo blijkt dat wanneer mensen details van een situatie in één coherent concept trachten te groeperen, de gamma-activiteit verandert (Jensen et al., 2007; Tallon-Baudry, 2009), maar ook de alfa-activiteit (Mima et al., 2001; Freunberger et al., 2008). De neuronale netwerken die ingeschakeld worden bij aandachtstaken vertonen bovendien verschillende frequenties gaande van thèta tot gamma (Thut et al., 2006; Fan et al., 2007; Siegel et al.,2008). Het episodisch geheugensysteem (waarbij informatie wordt opgeslagen en opgehaald) beïnvloeden zowel thèta en gamma oscillatoire synchroniciteit (Sederberg et al., 2003; Osipova et al.,2006), maar wetenschappers hebben ook wijzigingen in de alfa-ritmes gerapporteerd (Klimesch et al., 1997a, 1999; Sauseng et al., 2002). Visuele korte termijngeheugentaken tonen gamma- en bèta activiteit in verschillende hersengebieden (Tallon-Baudry et al., 1998, 2001, 2004) maar ook in de alfa-ritmes (Jensen et al.,2002; Jokisch and Jensen, 2007; Grimault et al., 2009)."

 

Tallon-Baudry concludeert dat de klassieke historische associaties die men legt tussen een bandbreedte in hersengolven en cognitieve processen moet herbekeken worden. Cognitieve processen kan men niet simpelweg aan bepaalde golffrequenties toewijzen. Het idee dat alfa-golven alleen maar een indicatie zijn dat men zich in een ontspannen toestand bevindt klopt dus niet, want er treden onder meer ook alfa-golven op bij geheugentaken, conceptueel denken en visueel denken. Wetenschappelijk werd volgens haar onderzoeksartikel nergens aangetoond dat alfa-golven een weldadig effect zouden hebben. Ook van de hogere en lagere alfa-frequenties is bekend dat er verschillende functionele variaties voorkomen (Klimesch et al., 1997b; Petsche et al., 1997). In tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt in alfa-middens, komen alfa-golven niet alleen in de rechter breinhelft voor. Ze doen zich ritmisch voor aan de twee zijden van de hersenen, maar vertonen een lichtjes grotere amplitude langs de niet-dominante kant (voor de meeste rechtshandigen is dit rechts) tijdens het uitvoeren van taken. Ze komen ook meer voor aan de achterzijde van ons hoofd, een regio die ook bekend staat voor zijn functie het eigen lichaam te kunnen onderscheiden van de omgeving (als men in ontspannen toestand is kan men zich “heel voelen met de omgeving”).

Kortom, alfa-golven komen inderdaad vooral voor in ontspannen toestand en met gesloten ogen, maar doen zich ook in tal van andere situaties voor. Ze komen voor in verschillende delen van ons brein. Zodra we aandacht aan iets schenken of onze ogen openen, vermindert de alfa-frequentie. Sommige mensen vertonen overigens nauwelijks alfa-ritme (Beyerstein, 1999).

 

De dwaling

Omdat (tonische) alfa-golven worden waargenomen tijdens toestanden van relaxatie of meditatie, worden ze ten onrechte als ‘wenselijk’ omschreven. Daarbij wordt tweemaal een klassieke redeneerfout gemaakt: het is ten eerste niet zo dat, omdat relaxatie of meditatie alfa-golven produceren, alfa-golven alleen maar wijzen op relaxatie of meditatie. Ten tweede is het evenmin zo dat als je bij relaxatie alfa-golven produceert, je bij het opwekken van alfa-golven in een toestand van relaxatie zou komen. Dit laatste is een typische post hoc ergo propter hoc (na dit, dus door dit) drogredenering. Gebeurtenis X treedt op na gebeurtenis Y en daarom wordt gedacht dat X een gevolg is van Y. Op Wikipedia vind je volgend voorbeeld tot wat dit soort drogredeneren kan leiden: “De zon komt altijd op nadat de haan gekraaid heeft, dus de zon komt op doordat de haan kraait.”

Elke wetenschappelijk opgeleide persoon krijgt tijdens zijn studies te horen dat correlaties op geen enkele wijze causaliteit vaststellen (oorzakelijk verband). Alfa-golven komen ook voor bij onplezierige toestanden en wanneer men niet ontspannen is. Ze geven geen enkele indicatie over relaxatie, sereniteit of een verhoogde staat van alertheid of veranderd bewustzijn. Ze lijken vooral aan te geven dat er geen visuele verwerking aan de gang is (ze treden vaak onmiddellijk en spontaan op na het sluiten van de ogen) of een gebrek aan focus. Wanneer mensen bijvoorbeeld levendige imaginatietechnieken (zoals de REI of Rational Emotive Imagery uit de cognitieve gedragstherapie) gebruiken nemen de alfa-golven af.

Er is dus geen enkel wetenschappelijk bewijs dat het brein bij het opwekken van alfa-golven ‘tot meer inzicht’ komt, er is enkel wat beginnend onderzoek naar prestaties bij creatieve beroepen en een angstverminderend effect bij (zeer angstige) studenten. Daar waar wetenschappers toegeven dat het onderzoek zich in een beginstadium bevindt (Gruzelier, 2009), doen de beoefenaars van meditatie, elektrische reparateurs zoals José Silva en aanbieders van alfa-trainingen al jarenlang tal van onwaarschijnlijke beloften. Sommigen schrokken er zelfs niet voor terug tientallen jaren geleden al te claimen dat alfa-golven mensen tot een speciale bewustzijnstoestand brachten. De alpha training werd voorgesteld als een snelle manier om psychologische en fysiologische voordelen te behalen (Beyerstein, 1985). Die bedrijfjes die goedgelovige mensen geld uit de zakken klopten met de belofte van een beter leven ontstonden dus al in de jaren ’60. Ze zijn nooit echt weggeweest, maar worden dus nu plotseling opnieuw aan populair.

 

Geen enkel bewijs

Er is dus niet enkel geen enkel wetenschappelijk bewijs dat alfa-golven werken, de meeste aanbieders kunnen dit zelf ook niet bewijzen, want ze meten de hersenactiviteit voor, tijdens en na zelfs helemaal niet. Het is een raadsel waarom mensen dan geloven dat er wel degelijk een verschil is. Dat gebrek aan gebruik van een toestel dat kan nagaan of er daadwerkelijk – en vooral blijvende – veranderingen in de hersenen optreden, is natuurlijk heel erg problematisch. Op welke manier bewijst men dan dat mensen meer voelen dan alleen maar een placebo-effect? Hoe kan men aantonen dat het door de alfa-training komt? Dat mensen achteraf ‘tevreden’ zouden zijn of ‘zich geholpen voelen’ is geen enkel bewijs van de werkzaamheid. Mensen zijn ook tevreden over suikerpillen (placebo). 

 

Gevaren

Niet alleen riskeert u veel geld kwijt te zijn, of af te zien van een behandeling die wel echt kan helpen, er zijn ook gezondheidsgevaren omdat alfa-trainingen gebruik maken van relaxatie. Bij reguliere behandelingen van zaken zoals angst, brengen wetenschappers steeds meer de negatieve resultaten in kaart. Zo is ondertussen bekend dat relaxatieoefeningen bij 25% van de mensen met een angststoornis leiden tot een verslechtering. Terwijl de reguliere medische wereld hiervoor waarschuwt, is er geen enkele waarschuwing te lezen bij de aanbieders van alfatrainingen, die deze nochtans vaak aanbieden voor het reduceren van angst.

 

Bronnen en verder lezen

Arns,  M., de Ridder, S., Strehl, U., Breteler, M. & Coenen, A. (2009) Efficacy of Neurofeedback Treatment in ADHD: The effects on Inattention, Impulsivity and Hyperactivity: a Meta-Analysis. Clinical EEG and Neuroscience; 40(3), blz. 180 tot 189.

Beyerstein, B.L. (1985). The myth of the alpha consciousness. Skeptical Inquirer 10, blz 42 tot 59. 

Beyerstein, B. (1999). Pseudoscience and the Brain: Tuners and Tonics for Aspiring Superhumans. In S. Della Sala, “Mind myths: Exploring popular assumptions about the mind and brain (blz 59 tot 82). Wiley & Sons.

Carroll, R.T., & Boel, H. (2010). Het woordenboek van de skepticus. Uitgeverij Lannoo. Blz. 67: Alfa-golven.

Corballis, M. (1999). Mind Myths. Exploring Popular Assumptions About the Mind and Brain in Della Sala (ed.) Wiley, John & Sons.

Druckman, D & Swets, J.A. (eds.) (1988). Enhancing Human Performance: Issues, Theories, and Techniques, National Academy Press. 

Gazzaniga,  M. S. (1998). The split brain revisited. Scientific American, 279, blz. 50 tot 55.

Gevensleben, H., Holl, B., Albrecht, B., Schlamp, D., Kratz, O., Studer, P., et al. (2009). Distinct EEG effects related to neurofeedback training in children with ADHD: A randomized controlled trial. International Journal of Psychophysiology: 74(2), blz. 149 tot 157.

Hardt, J.V., Kamiya, J. (1978). Anxiety change through electroencephalographic alpha feedback seen only in high anxiety subjects. Science 201 (4350): blz. 79 tot 81.

Klimesch, W., Sauseng, P., Hanslmayr, S. (2007) EEG alpha oscillations: The inhibition-timing hypothesis.  Brain Res Rev 53: blz. 63 tot 88.

Koppenaal, D. ( 2007). Neurofeedback. Skepter, 20,2.

Ledoux, J. (1996). The emotional brain. Simon & Schuster, New York.

Lilienfeld, S.O., Lynn, s. J, Ruscio, J., Beyerstein, B.L. (2010). 50 Great Myths of popular psychology. Wiley-Blackwell. (over biofeedback en “alpha consciousness”: blz. 42)

McCrone, J. (1999).  “Right brain” or “left brain” – Myth or reality?  New Scientist, 2193.

Mehrabian, A., & Ferris, S. R. (1967). Inference of Attitudes from Nonverbal Communication in Two Channels. Journal of Consulting Psychology, 31(3), blz. 248 tot 252.

Mehrabian, A. (1981). Silent messages: Implicit communication of emotions and attitudes. Belmont: Wadsworth.

Mehrabian, A. (1972). Nonverbal communication. Oxford: Aldine-Atherton.

Petsche H., Kaplan S., von Stein A., Filz, O. (1997). The possible meaning of the upper and lower alpha frequency ranges for cognitive and creative tasks. International Journal of Psychophysiololy, 26: blz. 77 tot 97.

Sucholeiki, R., & Louis, S. (2008). Normal EEG Waveforms. eMedicine Updated: Nov 6, 2008. http://emedicine.medscape.com/article /1139332 -overview.

Society for neuroscience (www.sfn.org )

http://faculty.washington.edu/chudler/tenper.html