Graancirkels in Academia

06-07-2009

-

door verscheen in :
8 minuten
Leestijd:
In Nederland beschikt elke universiteit over een zogenaamd bureau voor Algemene Studies, dat onder andere instaat voor het inrichten van onderwijsaanvullende programma's. Tijdens een in dat kader georganiseerde inspiratieavond werden de aanwezige hoogleraren en docenten vergast op een 'mystery-lecture' over graancirkels, subliminale reclame, vliegende bollen, Jung, chakra's, mysterieuze geometrische figuren en zieners. De spreker introduceerde zichzelf met bovenstaand citaat. Voor mij was dat eigenlijk al voldoende om de zaal te verlaten, maar eigenbelang, schijterigheid en beleefdheid hielden me terug.

“The way you preceive the world is how the world looks back at you.” Hopi Indian

Bert Jans­sen(1), een landbouwkundig ingenieur, vertelde met klate­rend enthousiasme en Amerikaanse tongval over het fe­nomeen van graancirkels, zoals die de afgelopen decennia met name vooral in Zuid-Engeland leken voor te komen. Janssen toonde prachtige luchtfoto’s van geometrische fi­guren. Het deed me denken aan de land-art van Richard Long, die met behulp van steenformaties het landschap een artistieke dimensie geeft. Na deze esthetische impres­sie, gaf Janssen aan op welke punten er volgens hem geen natuurlijke of wetenschappelijke verklaring voor bepaalde details rond graancirkels te geven zijn. Zoals 1) dat er het jaar nadien op de plaats van sommige voormalige graan­cirkels geen gewassen meer groeien, 2) terwijl op andere plaatsten het graan op voormalige graancirkels juist beter groeit, 3) dat er mysterieuze poeders en 4) stenen aange­troffen worden binnen de cirkels, 5) vreemde dode vlieg­jes op de halmen, 6) vreemde knakken op de stengels van het graan en 7) dat er lichtbollen gesignaleerd zijn bij de graancirkels. Janssen gaf toe dat er ‘grappenmakers’ zijn die graancirkels maken, maar volgens hem kan dat niet alles verklaren en moet er meer zijn. Vooral de vliegende bollen, die er op amateurfilmpjes overigens echt wel heel amateu­ristisch uitzien, doen hem vermoeden dat er meer is tussen hemel en aarde dan volgens het wetenschappelijke para­digma bewezen kan worden.

Ik voelde me zoals bij een goochelshow: je ziet hoe voor je neus een mooie vrouw in twee wordt gezaagd, hoe haar voeten uit de ene en haar hoofd uit de andere doos steken, en toch worden ze apart rondgedraaid! Ra, ra, ra hoe kan dat? Of je ziet hoe een persoon in een kooi ver­dwijnt, doek erover, en hop, lege kooi. En de persoon die erin zat, duikt op achter het publiek. Ra, ra, ra, hoe kan dat? Zelfs als de zaal vol zou zitten met wetenschappers, zoals op de avond van de mystery-lecture, dan nog is de kans groot dat zij niet meteen zouden weten hoe de goochelaar zijn truc voor elkaar had gekregen. Een goochelaar heeft echter - als hij goed is tenminste, zoals James Randi - niet de pretentie buiten de natuurwetenschappelijke kaders te treden. Maar Bert Janssen pretendeert wél wetenschappe­lijk te zijn en suggereert zonder verpinken dat graancirkels er wel degelijk op wijzen dat er meer  dingen bestaan “than are dreamt of in your philosophy”.

De initiator van de avond legde uit waar het hem om te doen was. De wereld ligt op een ramkoers. De men­selijke beschaving staat op de rand van de afgrond. De zeeën worden vervuild en bovendien in snel tempo leeg­gevist. Binnen enkele decennia zal de mensheid op zeer grote problemen stuiten. Door technologie veroorzaakte problemen kunnen niet door diezelfde techniek opge­lost worden. Er moet ‘out of the box’ gedacht worden. De graancirkel-lezing was bedoeld om ‘de hersens te kietelen’.

Ja, inderdaad, de mensheid als geheel rijdt in ra­zende vaart op de afgrond af, en we beseffen het nog ook, zoals bijvoorbeeld Ronald Wright beschrijft in zijn boek A Short History of Progress. Maar we doen er niets aan. Zelfs op een wetenschappelijk, technologisch instituut wordt hooguit gezocht naar wat doekjes voor het bloeden. Be­wustwording van het probleem, het zoeken naar oplos­singen en er daadwerkelijk wat aan doen – daarvoor zou het bureau voor Algemene Studies van de universiteit zich moeten inspannen, om zodoende een meer activistische, maatschappelijk relevante en ethische koers te varen. Maar wat heeft dat in godsnaam met graancirkels te maken? Doemdenken en graancirkels hebben echt helemaal niets met elkaar te maken.

Moet de universiteit aan alles een platform bie­den? Zou er een reeks moeten komen over de randgebie­den van de wetenschap, met bijvoorbeeld Pim van Lom­mel over Bijna Dood Ervaringen (BDE’s); Bert Janssen over graancirkels; reïncarnatie; homeopathie; Cees Dekker over Intelligent Design? De universiteit is (of: zou moeten zijn) een bolwerk van wetenschap, dat wil volgens mij zeggen dat er wordt gezocht naar empirische kennis over de wer­kelijkheid. Daarom is het bestaan van theologie aan de uni­versiteiten een anomalie. Een bureau voor Algemene Stu­dies kan weliswaar buiten de geïnstitutionaliseerde kaders van wetenschapsbeoefening treden - bijvoorbeeld door een nieuwe interdisciplinaire of multidisciplinaire benade­ring een podium te geven, zoals in het verleden is gebeurd met Vrouwenstudies - maar het bureau zou niet mogen af­wijken van de strikte wetenschappelijke methodieken van empirische verankering en deugdelijke hypothesen. Door een universitair platform te bieden aan de rafelranden van wetenschap, zonder daarbij de weerleggingen en beden­kingen van sceptici te laten horen, geeft men een verkeerd signaal met betrekking tot deze pseudowetenschappen. Door dergelijke onzin naast wetenschappelijke lezingen te programmeren, lijkt het alsof het bureau er een keurmerk en een zekere status aan verleent. Bijvoorbeeld door op maandag Gerard ’t Hooft over snaartheorie, dinsdag Vincent Icke over relativiteitstheorie en op woensdag Bert Janssen over graancirkels te programmeren. Zeker wanneer er bij die laatste niet duidelijk is aangekondigd dat het hier allerminst gaat om een wetenschappelijk erkende theorie.

Of zou het bureau voor Algemene Studies een platform aan alles moeten bieden, in navolging van het adagium ‘anything goes’? En dan maar hopen dat studenten en andere toehoorders kritisch genoeg zijn om het verschil op te merken tussen bijvoorbeeld:

  1. Vincent Icke over relativiteitstheorie
  2. Herman Philipse over atheïsme
  3. Pim van Lommel over BDE
  4. Cees Dekker over nanotubes
  5. Cees Dekker over Intelligent Design.

Mijns inziens passen 1,2 en 4 in de koers die het bureau zou moeten varen. Aan 3 en 5 mag gerust aandacht gegeven worden, maar liefst alleen als er een apart stempel op zit, of wanneer er sprake is van een inbedding, bijvoorbeeld door middel van een coreferaat van een scepticus. In het geval van BDE zou dat dan Gerald Woerlee, Wim Betz of Etienne Vermeersch kunnen zijn. Een wetenschappelijk wereldbeeld houdt in dat je binnen de naturalistische kaders blijft: alle fenomenen hebben een natuurlijke oorzaak, die in principe te achterhalen moet zijn. Pas wanneer er een fenomeen zou optreden dat buiten alle twijfel de bekende kaders van de natuurlijke orde doorbreekt, is scepsis ten aanzien van wetenschap en naturalisme eventueel gepast. Als bijvoorbeeld de Eiffeltoren opeens op z’n kop zou staan, of er plots ergens een standbeeld van een kilometer hoogte zou verrijzen, dan zouden dit goede redenen zijn om vraagtekens te plaatsen bij het wetenschappelijke paradigma. Janssen echter concludeert op basis van enkele kleine en triviale onbegrepen fenomenen dat wetenschap een te beperkt kader is om alles te verklaren.

De gemoederen in de kringdiscussie lopen op, en slechts een minderheid neemt het op voor een strenge omkadering van wetenschap. De scepticus van dienst wordt voor de voeten gegooid: ”Jij zit in je kooi en je kunt er niet uit. Je wilt er niet buiten denken. Sterker nog, je hebt de sleutel zelf ingeslikt!“ Of hoe de indruk gewekt wordt, dat mensen die méér willen dan wat wetenschap over de werkelijkheid leert, ruimdenkender en toleranter zouden zijn dan de wetenschappelijke, naturalistische scherpslijpers. Ik persoonlijk vind dat een man als Bert Janssen niet thuishoort in een wetenschappelijk gezelschap. En dan zwijg ik nog zedig over de sjamanistisch uitgedoste vrouw die hem vergezelde en me tijdens het diner naïef vertelde over haar praktijk van energetische healing voor liefdes- en carrièreperikelen. Ik begrijp niet dat deze mensen hun brood kunnen verdienen met deze onzin. Knarsetandend bedenk ik dat het bureau een honorarium aan Janssen betaalt. Pseudowetenschap en charlatanerie zijn fenomenen die wetenschappelijk (met name psychologisch en sociologisch) onderzocht moeten worden: waarom geloven mensen in technieken die evident niet werken, zoals homeopathie, gebedsgenezing, fytotherapie en de hele rimram? En waarom willen mensen altijd meer dan datgene wat wetenschap van de wereld laat zien? Natuurlijk, er is nog veel dat onbekend is, maar de weg om die kennis te ontsluiten is de wetenschap, misschien met nieuwe methoden, maar wel binnen het wetenschappelijk paradigma. Sociologen, psychologen en sceptici (zoals van stichting Skepsis en Skepp) zijn wel degelijk welkom bij het bureau om over deze verschijnselen te spreken.

Hoe kritisch denken bij studenten en docenten te stimuleren? Er zijn wel degelijk enkele uitstekende handboeken op de markt. Bijvoorbeeld het boek van Hughes en Lavery, Critical Thinking. An Introduction to the Basic Skills, waarin een groot aantal technieken aan bod komen. Dergelijke boeken bieden een uitstekende inleiding in bijvoorbeeld formele en informele logica, het herkennen en doorprikken van drogredenen, statistiek en kansberekening, speltheorie en argumentatietheorie. Er bestaan ook handboeken met concrete onderzoekstechnieken voor sceptici, waarmee ze zogenaamd paranormale verschijnselen te lijf kunnen gaan. Maar ook een goochelcursus kan een zeer nuttige aanvulling zijn in het kader van een cursus kritisch denken. Evenals een cursus Photoshop. En wie is nu niet geboeid door de talloze smakelijke ontmaskeringsstudies van beroemde sceptici, zoals Adventures in Paranormal Investigation door Joe Nickell.

Concluderend is mijn suggestie dat het bureau voor Algemene Studies drie verschillende activiteiten zou moeten aanbieden. Ten eerste algemene kennis over natuur en cultuur. Ten tweede maatschappelijke onderwerpen en ethische reflectie, gekoppeld liefst aan activisme. Hier zou een serie over ‘Gaat de wereld naar de knoppen en wat doen we eraan?’ uitstekend passen. En ten derde het stimuleren van kritisch nadenken, of om een term van Popper te gebruiken: kritisch rationalisme. Onderdeel hiervan zou een debat over graancirkels kunnen zijn met Bert Janssen en iemand van Skepsis of SKEPP, waarbij studenten het debat later eventueel kunnen analyseren.

Teruglopend naar de trein vroeg ik mij af of ik misschien niet zelf een buitenaards wezen ben. De volgende dag kostte het me geen halve minuut om op internet een plausibele verklaring te vinden voor het filmpje waarvan Bert Janssen zodanig onder de indruk was dat hij er de grenzen van de wetenschap voor in vraag zou stellen. In het beroemde YouTube-fi lmpje is schijnbaar in real time te zien hoe graancirkels ontstaan door mysterieus rondvliegende lichtbollen. Op dezelfde site staat echter ook een filmpje waarin de maker uitlegt hoe hij er in geslaagd was deze opmerkelijke illusie op te wekken. Alle pseudowetenschappelijke maskers mogen dus meteen af… het was slechts een eenvoudige montage!(2)

1 http://www.bertjanssen.nl
2 www.youtube.com/watch?v=jMeRd5EdBwE (Olivers Castle Crop Circle Hoax).

F. Montis is filosoof en werkt aan een Nederlandse universiteit.

Authors
F. Montis
Publicatiedatum
06-07-2009
Opgenomen in