Elektrohypersensitiviteit

Een ernstige modeziekte
07-10-2012

-

door verscheen in :
16 minuten
Leestijd:
In moderne geïndustrialiseerde staten is de hoeveelheid elektromagnetische straling door kunstmatige bronnen sterk toegenomen: door gsm, Wi-Fi en hoogspanningslijnen, maar bijvoorbeeld ook door radio- en televisiestations, antidiefstalsystemen, radar (inclusief snelheidscontroles) en elektronische registratiesystemen die rekeningrijden of trajectcontrole mogelijk maken. Na de Tweede Wereldoorlog werd er bijzonder slordig omgesprongen met straling afkomstig van kernsplijting, denken we maar aan kernproeven in de open lucht. Nadat de kerncentrale van Tsjernobyl zich opblies, werd het woord straling zelf besmet.

In de jaren 1960 ontstond daarbij een sterke antitechnologische en antiwetenschappelijke stroming. Straling werd synoniem voor ongezond, al leven we bij de gratie van zonnestraling en varieert de golflengte van al die straling over een enorm spectrum, van een biljoenste van een millimeter (gammastralen) tot honderden meter (lange radiogolven). Hoe korter de golflengte, hoe groter de energie van de individuele deeltjes (fotonen) waaruit de straling bestaat. Als een foton voldoende energie heeft om een elektron uit zijn baan te duwen, is het ioniserend en potentieel kankerverwekkend. Dit begint bij het ultraviolette deel van zonlicht, dat inderdaad ook huidkanker verwekt. Minder energierijke fotonen kunnen dat niet en kunnen dan ook geen kanker veroorzaken. Ze worden omschreven als niet-ioniserende elektromagnetische straling.

Er is een berg onderzoek verricht naar de gezondheidseffecten van niet-ioniserende elektromagnetische straling, letterlijk vele tienduizenden papers. Er is nauwelijks enige chemische stof die zo is onderzocht als deze fysische straling. Dit onderzoek heeft nooit enig ernstig positief resultaat opgeleverd, buiten een veelheid aan nooit gereproduceerde toevalsruis, onzorgvuldig onderzoek en mogelijk wetenschapsfraude. De wetenschappelijke stand van zaken is dat niet-ioniserende elektromagnetische straling slechts schade kan veroorzaken door de totale stralingsflux: die geeft energie af in de vorm van opwarming. Hoe hoger het vermogen (de totale energiestroom), hoe meer warmte. Maar die warmte kan niet ioniserend werken. Je kunt het vergelijken met pijlen. De kracht van een boog levert de energie aan een pijl, de hoeveelheid afgeschoten pijlen is vergelijkbaar met het vermogen. Een kruisboog is veel sterker dan een boog. Stalen pijlen uit een krachtige kruisboog konden tot op meer dan honderd meter een harnas doorboren. Een pijl uit een gewone boog kan dat niet. Zelfs al schiet je honderdduizend pijlen tegelijk af uit honderdduizend bogen, er zal er nog altijd geen op meer dan honderd meter door een harnas gaan. 

Normen voor niet-ioniserende straling worden vastgesteld op basis van dit vermogen tot opwarming. Het vaststellen van deze normen is een voorbeeld van het voorzorgsprincipe (precautionary approach): de veiligheidsgrenzen zijn zeer hoog. Een voorzorgsprincipe is steeds proportioneel, gebaseerd op de hoeveelheid onzekerheid over de hoeveelheid schade aan de volksgezondheid. Dat is ook zo vastgelegd in de Europese wet over voorbehoeding. We weten met grote zekerheid dat bij de huidige normen de schade aan de volksgezondheid onmeetbaar klein is. Een niet-proportionele interpretatie is onredelijk, onbetaalbaar en blokkeert alle innovatie. 

Onverklaarde overgevoeligheid aan omgevingsfactoren 

Controversiële aandoeningen veroorzaakt door milieufactoren betreffen ofwel zeldzame kankers, ofwel veel voorkomende vage symptomen, en vaak beide. Die fenomenen zijn per definitie zeer moeilijk te onderzoeken, de ene omdat ze zeldzaam zijn en de andere omdat ze alomtegenwoordig zijn. Zeldzame ziekten vereisen zeer grote aantallen om betrouwbare uitspraken te doen. Alomtegenwoordige symptomen bij alomtegenwoordige blootstellingen, die nauwelijks te meten zijn, zijn echter nog lastiger te onderzoeken. Daardoor wordt de controverse vereeuwigd en kunnen doelloze studies eeuwigdurend onderzoek verrichten naar risico’s die te klein zijn om ze ooit betrouwbaar te kunnen meten.

Het geheel van vage symptomen dat ontstaat door de vrees voor niet-ioniserende elektromagnetische straling aan niveaus van blootstelling onder de norm wordt door de patiënten elektrohypersensitiviteit genoemd. De artsen noemen het onbegrepen overgevoeligheid aan omgevingsfactoren, toegeschreven aan elektromagnetische straling. De symptomen van deze ziekte zijn meestal lokaal bepaald en beïnvloed door de aandacht die de media eraan schenken. In Zweden en de VS krijgen patiënten vaak dermatologische symptomen: jeuk, branderigheid en roodheid. Elders overheersen algemene symptomen, zoals vermoeidheid, duizeligheid, zich onwel voelen, hoofdpijn en hartkloppingen. In Zweden kan de prevalentie van dergelijke aan niet-ioniserende elektromagnetische straling toegeschreven klachten oplopen tot 10%. In Iran, waar je mensen moet slaan voor ze hun gsm van hun oor halen, lijkt de ziekte niet voor te komen. Deze zeer grote variatie in symptomen en voorkomen komt overeen met het verspreidingsgebied van taal en cultuur, maar niet met dat van een bekende milieufactor. Dit is typisch voor een modeziekte. Een dergelijke modeziekte verspreidt zich als een cultureel virus, een ‘meme’ die hiervoor gevoelige individuen infecteert en die door culturele replicatie van gevoelig individu op gevoelig individu overspringt. Patiëntenorganisaties gedragen zich als haarden van chronische dragers, die het cultureel virus in een gemeenschap onderhouden. Door de meme ontstaan nocebo-effecten. Nocebo-effecten zijn het tegendeel van placebo-effecten: mensen krijgen symptomen door de verwachting om symptomen te krijgen. Het placebo-effect is welbekend in de geneeskunde, maar het nocebo-effect is solieder gedocumenteerd. In gerandomiseerde proeven krijgt typisch zo’n 30% van de gebruikers klachten die worden toegeschreven aan het placebo, waarbij een niet gering aantal deelnemers of hun behandelende artsen de klachten voldoende ernstig vinden om de behandeling (in dit geval een placebo) te stoppen. 

Nocebo-effecten zijn dus welbekend en goed gedocumenteerd. Daarentegen is er geen enkel bewijs dat blootstelling aan niet-ioniserende elektromagnetische straling symptomen kan veroorzaken. Dit kan worden bepaald door provocatiestudies. Provocatiestudies zijn standaard bij diagnostisch onderzoek naar allergieën. Mensen worden blootgesteld aan allergeen of placebo. Mensen die bijvoorbeeld allergisch zijn voor berkenstuifmeel, reageren hevig op dit stuifmeel, maar niet of zwak op placebo. Bij ‘elektrohypersensitiviteit’ worden patiënten blootgesteld aan niet-ioniserende elektromagnetische straling of schijn (sham). Bij schijn doet men alsof, maar gebeurt er niets. Dergelijke provocatiestudies tonen onverbloemd dat er geen enkele relatie is tussen straling en symptomen. Patiënten kunnen niet waarnemen wanneer ze worden bestraald of niet, en krijgen symptomen onafhankelijk van de aanwezigheid van niet-ioniserende elektromagnetische straling of schijnstraling. Een saillant detail is dat gelijklopende hersenscans ook prikkeling aantonen van de pijncentra in de hersenen door schijnstraling. De symptomatologie is dus reëel: mensen krijgen echt symptomen – maar niet door de door de patiënten vermeende oorzaak, niet-ioniserende elektromagnetische straling. Verbeelding zonder straling maakt ziek, straling zonder verbeelding veroorzaakt niets. 

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) erkent daarom elektrohypersensitiviteit niet als ziekte. Zij erkent wel de symptomatologie en benoemt de ziekte daarom als ‘onverklaarde overgevoeligheid aan omgevingsfactoren, toegeschreven aan niet-ioniserende elektromagnetische straling’. De ziekte past in een familie van functionele stoornissen. De voorganger was het nu zowat verdwenen ‘onverklaarde overgevoeligheid door omgevingsfactoren, toegeschreven aan chemische stoffen’, bij deze patiënten ook bekend als chemische hypersensitiviteit. Daar vertoonden patiënten dezelfde symptomatologie, nu niet door fysische maar door chemische vervuiling (ver beneden enige internationaal geaccepteerde normen). Deze ziekte is nu op haar retour door gebrek aan media-aandacht. Het verschijnen en verdwijnen van modeziekten is een typische karaktertrek van deze aandoeningen.

 

Volgens de definitie van onverklaarde overgevoeligheid door omgevingsfactoren beantwoordt deze ziekte aan drie criteria:

  • Het is een verworven ziekte met vage, multipele en recidiverende klachten.
  • De klachten worden toegeschreven aan omgevingsfactoren die voor het gros van de bevolking geen probleem vormen.
  • De klachten kunnen niet worden verklaard door enig bekend somatisch, toxicologisch, psychiatrisch of psychologisch ziektebeeld.

Functioneel somatische syndromen

Bij functioneel somatische syndromen staan de klachten niet in verhouding tot de bevindingen van onderzoek. Veel kankerpatiënten trachten met een behoorlijk verwoest lijf toch nog een actief leven te leiden. Patiënten met functioneel somatische syndromen klagen daarentegen de stenen uit de muur, maar er is geen objectief teken aantoonbaar van ernstig lichamelijk lijden. Terwijl veel ziekten verborgen kunnen beginnen, brengt de tijd vaak opheldering. Vage klachten en pijn worden dan uitzaaiingen van kanker, multiple sclerose of de ziekte van Parkinson. Maar hoe langer duidelijke tekenen van ziekte uitblijven, hoe waarschijnlijker het wordt dat er ook geen ziekte is, tenminste niet met een bekende lichamelijke oorzaak. Dergelijke patiënten brengen hun artsen tot diepe wanhoop, dit tot groot jolijt van kwakzalvers. De patiënten vallen bijna als vanzelfsprekend in de handen van die laatsten, die hen graag bevestigen in hun ‘diagnose’, om hen vervolgens allerhande metingen, behandelingen en ‘beschermingsmaatregelen’ aan te smeren. Via Google vindt u bladzijden misselijk makende kwakzalversholen, als u het waagt te surfen op ‘woonbiologie’. 

De psychologische achtergrond van onverklaarde overgevoeligheid door omgevingsfactoren is veelvoudig. De lijst met mogelijke oorzaken is lang. Er is vaak een bestaande achtergrond van psychiatrische aandoeningen (depressie, hypochondrie, angststoornissen, ‘catastrofering’, waarbij kleine tegenslagen worden opgeblazen tot onoverkomelijke catastrofes), al wordt die meestal verontwaardigd ontkend. Verontwaardigde ontkenning is het meest voorkomende symptoom van onverklaarde overgevoeligheid door omgevingsfactoren (zoals ook bij andere functioneel somatische syndromen, zoals chronische vermoeidheid). Patiënten klampen zich vast aan de eigen diagnose, ook al ontbreekt hiervoor enig bewijs. De hierboven genoemde provocatiestudies zijn zo een diagnostisch instrument dat ook de prognose bepaalt. Patiënten die zich elektrohypersensitief noemen, zijn slechter af dan zij die dat niet doen. Patiënten die de resultaten van provocatiestudies niet aannemen (die aantonen dat ze evengoed symptomen kregen van schijn als van straling) zijn slechter af dan zij die die resultaten wel aannemen. Patiënten die cognitieve gedragstherapie aanvaarden zijn beter af dan zij die dat niet doen. Omdat het behandelen van een ziekte die niet bestaat gedoemd is te mislukken, zijn patiënten die zich elektrohypersensitief noemen en de oorzaken toeschrijven aan niet-ioniserende elektromagnetische straling onbehandelbaar.

Onverklaarde overgevoeligheid door omgevingsfactoren begint met overdreven angst en wantrouwen voor een ziekmakend milieu. Het ‘iets’ dat hen ziek maakt is niet identificeerbaar. Die angst en dat wantrouwen worden dan gericht op de alomtegenwoordige en bekende bronnen van elektromagnetische veldstraling. Weinig scrupuleuze media, politici, wetenschappers en charlatans onderhouden en versterken die angst. Door zelfobservatie focust de patiënt op de onvermijdelijke kwaaltjes die optreden tijdens het dagelijks leven. Die kwaaltjes worden echter geïnterpreteerd als tekenen van ernstige ziekte en worden door zelfobservatie versterkt. Zo ontstaat een vicieuze cirkel, waarbij bij een bekende of vermoede bron van elektromagnetische straling aangeleerde symptomen ontstaan, die de attributie van symptomen aan niet-ioniserende elektromagnetische straling verder versterken. Zogauw de patiënt weet dat er een bron van niet-ioniserende elektromagnetische straling is, krijgt hij symptomen. Als hij dat niet weet of beseft, gebeurt er niets, maar dat ontgaat hem uiteraard. Zo ontstaan aangeleerde (Pavlov) reacties op de aanwezigheid, niet van elektromagnetische straling maar van een herkenbare bron van straling, die de patiënt verder versterken in de eigen diagnose van overgevoeligheid.

Het is zeker zo dat deze patiënten met onverklaarde overgevoeligheid de grote verliezers zijn. Maar zijn ze ook medeverantwoordelijk? Alles wat tegenzit in het leven wordt nu toegewezen aan een oorzaak van buitenaf: het wrede lot dat hen die ongeneeslijke ziekte heeft bezorgd. De patiënt draagt dat lot manmoedig (of vrouwmoedig; de meerderheid van patiënten met functioneel somatische syndromen is vrouwelijk) en met grote kracht, vindt hij zelf. Bewuste of onbewuste ziektewinst is een frequent kenmerk van functioneel somatische syndromen, wat ook de heftige reacties verklaart van patiëntenorganisaties wanneer de somatische oorzaak van hun ziekte in twijfel wordt getrokken. Ze verliezen hun status van slachtoffer en worden medeverantwoordelijk voor hun aandoening. Ziek zijn heeft veel voordelen, gaande van het zich kunnen onttrekken aan de dagelijkse ratrace tot het krijgen van financiële steun. Het stoppen van uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid is therapeutisch: de kritische psychiaters van het befaamde Londense King’s College tonen dat dit stopzetten de prognose verbetert. Een oude medische wijsheid bepaalt dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken. Het beschouwen van deze patiënten als personen met psychiatrische problematiek zonder ziekte-inzicht is een vruchtbaarder pad dan meegaan in hun stralingsfobie. Patiënten die overwegen dat hun ziekte niet wordt veroorzaakt door niet-ioniserende elektromagnetische straling en die cognitieve gedragstherapie volgen, worden daar beter van. 

Overigens kunnen mensen ook spontaan genezen en gebeurt dat niet zo zelden. Bij veel lijders aan functionele somatische aandoeningen zijn psychiatrische oorzaken te vinden, maar ook ‘normale’ mensen met gezond verstand, een succesvolle carrière en een goed gezin kunnen ernstig worden getroffen door een modeziekte. Dat zou van preventie een prioriteit moeten maken. Maar hier faalt de staat. Het nut van en de nood aan preventie worden in de moderne maatschappij meer gedicteerd door de waan van de dag en wat eraan valt te verdienen door een lobby of industrie, dan door objectieve behoefte.

Liegende media

Mijn persoonlijk wedervaren is illustratief voor hoe onbeschaamd de media een loopje nemen met enige journalistieke deontologie. Hoewel ik er helemaal geen zin in had en het programma mij onbekend was, werd ik door het niet onbekende mediaproductiebureau De Mensen over de brug getrokken om deel te nemen aan het praatprogramma ‘Cijfers liegen niet’, over ziekte door gsm-straling. Ik vreesde de rol van excuuswetenschapper, maar de journalist leek bona fide. Helaas, dat was een zware vergissing.

Het programma opende met een YouTubefilmpje van de Universiteit Wageningen, waar planten ziek werden door elektromagnetische veldstraling van gsm en WiFi. Het filmpje is ongeveer anderhalf jaar oud. TNO (de Nederlandse tegenhanger van VITO, de Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek), die dit onderzoek mee superviseerde, distantieerde zich de volgende dag al van dit filmpje. Het onderzoek is nooit gepubliceerd. Het in de media brengen van spectaculaire resultaten zonder publicatie om het waarheidsgehalte te verifiëren, is wetenschappelijk wangedrag. Het opvoeren van dit filmpje was dus je reinste manipulatie en toonde feitelijk het tegendeel: de onbetrouwbaarheid van onderzoek dat zogezegd schade van niet-ioniserende straling aantoonde. 

In dit programma verklaarde een vertegenwoordiger van de burgerbeweging tegen straling dat de Wereldgezondheidsorganisatie onverklaarde overgevoeligheid, toegeschreven aan niet-ioniserende elektromagnetische straling erkent als entiteit. Zoals gezegd, het tegendeel is waar. De WHO verzoekt de autoriteiten om burgers te informeren dat de symptomen van deze onverklaarde overgevoeligheidssyndromen niet kunnen worden veroorzaakt door deze elektromagnetische straling. U hebt mijn uitleg hierover gemist: die werd geschrapt in de beeldmontage. De tweede aanbeveling van de WHO houdt in ‘mensen te waarschuwen tegen de verkoop van commerciële producten die hen zouden beschermen tegen EMF’. Ondanks het feit dat ik als arts had geweigerd om aan te treden in dit programma als er ook patiënten waren, waren er niet één, maar twéé patiënten. De ene, een vrouw, zat in een zogenaamd stralingsvrij domein in Frankrijk. Er werd haar niet gevraagd hoeveel haar dit kostte. Ze werd ook weggeknipt, vermoedelijk wegens de slechte Skypeverbinding. De andere, een man, zat in de studio en was gekleed in een hemd en sluier die werden geacht de straling tegen te houden. De WHO waarschuwt tegen deze commerciële praktijken. Mijn uitleg werd ook geschrapt in de montage. Veel beter kon de noodzaak van deze aanbeveling van de WHO nochtans niet worden gedemonstreerd. 

De journalist had nadien ‘off the record’ een ‘wrang gevoel’ over het eindproduct, ‘maar de eindredactie bepaalde de shots’. De burgerbewegingen tegen straling kregen dus wel gelijk: straling vergiftigt de geesten, maar dan wel door de gewetenloze sensatie die angstige mensen bang en ziek maakt. 

Het einde van de wetenschap?

A priori, op basis van het geheel van bestaande kennis, kan niet-ioniserende elektromagnetische straling bij lage vermogens geen ernstige gezondheidseffecten veroorzaken. Onderzoek dat dergelijke a priori kennis verwerpt, moet sterk zijn – in de skepsis ook bekend als ‘sterke beweringen hebben sterk bewijs nodig’. De onderzoeker die het tegendeel aantoont, komt immers op de nominatie voor twee Nobelprijzen: die voor Natuurkunde en Geneeskunde. Waar tot een tiental jaar geleden wetenschappers geen zin hadden in onderzoek dat gedoemd is onvruchtbaar te blijven, besluit de moderne studie steeds meer met ‘er is meer onderzoek nodig’. De vraag is dan wat er moet worden onderzocht, tenzij hoe wetenschappelijke integriteit wordt vergooid om onderzoekssubsidies binnen te slepen door wetenschappelijk minder bekwame beleidsmakers wat op de mouw te spelden. Het gaat misschien wat ver, maar wetenschappelijke bewijsvoering is meer dan grove epidemiologische studies op grote aantallen mensen. Uiteindelijk zijn dit slechts zwarte dozen met een beperkt verklarend vermogen. Mensen zijn erg lang levende zoogdieren. Je kunt ook ratten, muizen of nog eenvoudiger (ongewervelde) dieren als laboratoriummodel blootstellen aan straling. Het is zelfs zo dat, mocht er onverhoopt ooit enig duidelijk effect worden aangetoond in menselijke studies, dit onverklaard blijft, en onverklaarde effecten worden meestal veroorzaakt door toeval of niet herkende cofactoren. Roken veroorzaakt bijvoorbeeld kanker in een breed bereik van proefdieren. Het kankerverwekkende vermogen van asbest werd al vermoed tijdens de jaren 1910 door Duitse artsen, dit op basis van autopsiestudies. Het wachten op epidemiologische studies op grote aantallen mensen was een vertragingsmaneuver, deels omdat er geen alternatief bestond voor asbest als brandwerend middel. Bij niet-ioniserende straling is er geen spoor van verklaring hoe deze straling, die alomtegenwoordig is in de natuur, ziekte zou moeten veroorzaken.

Skeptische wetenschappers zouden meer in het geweer moeten komen tegen de groeiende misstanden in de eigen sector. Het hangt ervan af wat je fraude wil noemen, maar het martelen van de gegevens tot ze bekennen wat de onderzoeker wil horen is in de gezondheidswetenschappen bepaald geen zeldzaamheid. In het onderzoeksgebied van de gezondheidseffecten van niet-ioniserende straling is momenteel geen onderzoeksvraag zo zot of geen onderzoeksdesign zo grotesk, of er wordt wel geld voor binnengehaald. Erger en minder vergeeflijk voor een universiteit is dat jonge wetenschappers worden misvormd. Voor velen zal dit een fuik zijn waar het zeer moeilijk weer uitzwemmen is. Wetenschap die een industrie wordt, niet op zoek naar de waarheid maar naar de vermenigvuldiging van fondsen, zaagt de tak af waarop ze zit. Uiteindelijk is ‘vertrouwen’ onze enige grondstof.

Een skeptisch wetenschaps-programma

De bestaande psychiatrische kennis wordt slecht aangewend. Provocatieprogramma’s kunnen een toch aanzienlijke minderheid van de patiënten overtuigen dat niet-ioniserende elektromagnetische veldstraling niet de reden is van hun klachten. Dat maakt hen vatbaar voor effectieve psychologische behandelingen en verbetert hun prognose. Dergelijke diagnostische programma’s zouden ook de ‘meme’ dat je ziek kan worden van straling effectief ontkrachten. Provocatietesten zijn standaard in allergieonderzoek en moeten stelselmatig worden aangeboden aan mensen die zich overgevoelig wanen. Dat dat niet gebeurt, toont helaas dat weinig artsen en onderzoekers echt bekommerd zijn om deze patiënten. Bij gebrek aan echte bekommernis om effectieve diagnostiek en behandeling in de reguliere geneeskunde vallen deze zwakke patiënten in de handen van charlatans. Zoals gezegd, het is een aanbeveling van de WHO dat burgers moeten worden gewaarschuwd tegen de kwakzalverij die mensen allerhande dure metingen en maatregelen verkoopt om hen te beschermen tegen ‘elektrosmog’. Integer gezondheidswetenschappelijk onderzoek dat deze kwakzalverspraktijken wil ontmaskeren en ontmoedigen, is een prioriteit. 

Mensen met een angststoornis worden gemakkelijk slachtoffer van aandoeningen zoals onbegrepen overgevoeligheid door omgevingsfactoren. Deze mensen zijn vaak echt ziek, soms doodziek, en die ziekte kan misschien worden voorkomen. Onderzoek is nodig naar hoe we dergelijke kwetsbare mensen tijdig kunnen identificeren en hoe we dit risico kunnen minimaliseren. We moeten weten wie ziek wordt, waarom en hoe we dit kunnen voorkomen. Behandeling is immers omslachtig en vaak niet meer mogelijk als de ‘meme’ zich heeft geïnstalleerd dat straling de oorzaak is van hun ziekte. Er is dus zeker nood aan degelijk wetenschappelijk onderzoek, maar dat is geen eeuwigdurend onderzoek naar de onbestaande gezondheidseffecten van niet-ioniserende elektromagnetische straling. Het is onderzoek naar de epidemiologie, etiologie en preventie van modeziekten en hun complicaties, waarbij zwakke patiënten vaak in handen vallen van kwakzalvers die hen zonder medelijden uitbuiten.

Verdere lectuur

  • Bonneux L. Elektromagnetische velden: gezondheidsschade door het nocebo-effect. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151: 953-6. 
  • Een kort overzicht voor algemene artsen, voornamelijk gebaseerd op de uitstekende Nederlandse Gezondheidsraadrapporten.
  • Committee on Man and Radiation (COMAR). COMAR Technical Information Statement: Expert Reviews on Potential Health Effects of Radiofrequency Electromagnetic Fields and Comments on the Bioinitiative Report. Health Physics 2009; 97: 348-356. 
  • Een overzicht van de internationale deskundigenrapporten en waar deze afwijken van het (enkel door de media veel aangehaalde) Bioinitiative Report.
  • Rubin GJ, Nieto-Hernandez R, Wessely S. Idiopathic Environmental Intolerance Attributed to Electromagnetic Fields (Formerly‘ Electromagnetic Hypersensitivity’): An Updated Systematic Review of Provocation Studies. Bioelectromagnetics 2010; 31: 1-11. 
  • Een review van de psychiaters van het Londense King’s College die uitblinken in kritisch onderzoek naar onverklaarde overgevoeligheid.
  • World Health Organization, 2006. Electromagnetic Hypersensitivity: Proceedings of the International Workshop on EMF Hypersensitivity. Prague, Czech Republic, October 25-27, 2004. 
  • Uitgebreide rapporten en verslagen van een door de WHO georganiseerde workshop over ‘elektrohypersensitiviteit’, waar deze term ook verlaten werd ten voordele van onverklaarde overgevoeligheid. Gemakkelijk weer te vinden als pdf op het wereldwijde web.

Luc Bonneux is arts-epidemioloog, geïnteresseerd in algemeen gezondheidsbeleid. Hij is auteur van En ze leefden nog lang en gezond. Hoe gezondheid een industrie werd (2011).

 

Authors
Luc Bonneux
Publicatiedatum
07-10-2012