Europese skeptici samen in Boedapest

Verslag van het 14de Europees Skeptisch Congres
23-03-2011

-

door verscheen in :
9 minuten
Leestijd:
Van 17 tot 19 september 2010 vond in de Hongaarse hoofdstad Boedapest het 14de Europees Skeptisch Congres plaats. Het vier jaar eerder gestichte Hongaars Skeptisch Genootschap had er alles voor gedaan om van het congres een succes te maken. De bijeenkomst ging door in een modern hotel, vlakbij een barokke kerk waar nota bene een kopie van de lijkwade van Turijn getoond werd.

Aanvankelijk was het congres voor 2009 gepland. Normaal wordt er immers om de twee jaar een Europees congres gehouden, maar om het niet samen te laten vallen met een andere bijeenkomst had men het met een jaar uitgesteld. Er doken op het laatst ook moeilijkheden op met de organisatie. De nieuwe Hongaarse regering had omwille van zware besparingen eerdere subsidies ingetrokken en de organisator, het Hongaars Skeptisch Genootschap, moest beroep doen op de warme steun van zusterorganisaties. Deze praktische problemen hebben gelukkig niet belet dat het congres inhoudelijk van hoog niveau was. Een plan om ook workshops te houden, werd op het laatst verlaten, maar de lezingen waren vaak opvallend boeiend. Dat viel des te meer op daar er op één uitzondering na geen deelnemers uit de Verenigde Staten aanwezig waren. In alle vorige Europese congressen speelden de skeptische tenoren van CSICOP – nu CSI – een belangrijke rol. Hun wegvallen verhinderde het succes echter niet. 

Het was nog maar de tweede keer dat een Europees Skeptisch Congres in een voormalig Oostblokland doorging. Maar liefst 120 deelnemers dienden zich aan, de grote meerderheid uiteraard uit het gastland, maar daarnaast waren er bezoekers uit elf andere landen. Terwijl West-Europa ditmaal bescheiden vertegenwoordigd was, daagden er deelnemers op uit Oostenrijk, Tsjechië, Slovakije, Polen en Roemenië. Er waren ook meer Duitsers en Zwitsers dan gewoonlijk. SKEPP was overigens met twee actieve deelnemers goed vertegenwoordigd.

Wie regelmatig de Europese Skeptische Congressen bijwoont (ondergetekende heeft ze als enige allemaal meegemaakt), valt natuurlijk niet van alle lezingen achterover, maar op zijn minst kan men stellen dat er bijzonder weinig saaie lezingen waren. Een lezing buiten categorie was die van SKEPP-voorzitter Wim Betz. Niet alleen moet hij zowat de meest regelmatige spreker van alle skeptische congressen zijn, het feit dat hij altijd over ongeveer hetzelfde onderwerp (alternatieve geneeswijzen) spreekt, neemt niet weg dat hij altijd iets nieuws te melden heeft. Nieuws dat helaas niet altijd even positief is. Ditmaal mocht professor Betz het congres waarschuwen voor de sluipende, achterbakse manier waarop homeopathische producten in de EU een officiële erkenning kregen, zonder enig bewijs van werking te moeten leveren. Hopelijk kwam de boodschap over, te meer doordat in veel EU-landen ook de skeptici niet altijd beseffen hoe belangrijk de Europese besluitvorming voor hen is. 

Typisch voor dergelijke congressen is dat sommigen iets komen vertellen over de situatie in eigen land. Dat is niet altijd even interessant, tenzij het een echt boeiende spreker betreft (zoals de ook bij ons bekende Michael Heap, die op zijn onvergelijkbare manier vertelde over de alternatieve geneeswijzen in het Verenigd Koninkrijk). Een andere Brit, de bekende journalist Simon Singh, auteur (samen met Edzard Ernst) van het bekende boek (waarvan net ook een Hongaarse vertaling uit was), maakte eveneens een sterke indruk. In de praktijk had Singh het vooral over het proces wegens smaad tegen hem. István Vágó, een geëngageerd presentator van de Hongaarse commerciële televisie (van opleiding chemicus en een voormalig voorzitter van de Hongaarse skeptici) had het over de toestand van de media in zijn land. J. Beth Ciesielski, een dame uit buurland Roemenië, schetste een vrij ophefmakend beeld van de enorme invloed die de Roemeens-orthodoxe kerk, met steun van de regering, verworven heeft. Zeker in het onderwijs, waar de geestelijkheid lessen over de evolutietheorie tegenwerkt.

Een paar lezingen hadden vooral een entertainend karakter. De Italiaanse goochelaar Massimo Polidoro sprak over – de in Boedapest geboren – Houdini en toonde enkele filmpjes. De bekende “skeptische onderzoeker” Joe Nickell, de enige Amerikaan op het congres, vertelde over zijn undercover-avonturen. Oud-privé-detective Nickell is inderdaad meermalen clandestien en vermomd doorgedrongen tot allerlei bizarre milieus, zoals bijeenkomsten voor gebedsgenezing.

De nagemaakte lijkwade

Resultaten van eigen onderzoek worden zelden op zo’n congres voorgesteld, maar dit keer was er wel een heel bijzonder resultaat.  Luigi Garlaschelli, een oude bekende onder skeptici, stal de show met zijn zelfgemaakte replica van de lijkwade van Turijn. Deze chemicus van de universiteit van Pavia onderzocht met steun van Joe Nickell de procédés die een vervalser uit de 14de eeuw kon gebruiken om de bekende afbeelding te maken op een doek dat toen als de lijkwade van Jezus werd vereerd (volgens een brief van een bisschop uit die tijd werd het doek beschilderd door een kunstenaar, die later bekende). Het namaken was een moeizaam en vooral kostbaar proces. Zo moest er met grote kosten een soortgelijk lijnwaad worden geweven. Garlaschelli toonde aan hoe een met kleurstof beschilderd lichaam een afdruk op het doek kon maken. Voor het gezicht kan de afdruk van een geboetseerd of gebeeldhouwd bas-reliëf hebben gezorgd. Enkele details op het figuur, zoals de “wonden” van Jezus, zouden er apart zijn bijgeschilderd. Garlaschelli toonde uiteindelijk het eindresultaat en oogstte meteen applaus. De gelijkenis met de afbeelding in Turijn is opvallend. Alleen het gezicht is minder sprekend, wellicht omdat Garlaschelli minder artistiek talent heeft dan de vermelde kunstenaar uit de 14de eeuw.

Een ander onderzoeksresultaat kwam van de Hongaarse wiskundige Gergely Röst, met zijn voordracht “Why useless treatments are so widespread? Insights from a simple mathematical model”. Met behulp van dezelfde methoden als die welke gebruikt worden voor wiskundige modellen van epidemieën en andere biologische processen (namelijk niet-lineaire differentiaalvergelijkingen) toonde hij aan hoe alterneuterijen zich onder het publiek kunnen verspreiden, rekening houdend met enkele paramaters, zoals de informatiegraad van het publiek

De Poolse psycholoog Tomasz Witkowski had het over zijn eigen versie van de bekende Sokal-hoax. Onder een valse naam stuurde hij een artikel over een onbestaande, totaal door hem verzonnen vorm van psychotherapie naar een Pools populair-wetenschappelijk tijdschrift met meer dan 50.000 lezers. De uit zijn duim gezogen methode baseerde zich onder meer op de bij skeptici zeer omstreden morfogenetische velden van Sheldrake en bevatte een (verzonnen) citaat van de psychoanalyticus Lacan. Niet alleen nam de redactie het stuk zonder ook maar één vraag of opmerking over, ze voegde er zelfs ongevraagd passages aan toe, die dan nog geplagieerde teksten bleken te zijn. Onmiddellijk na de publicatie liet Witkowski  het blad weten dat het om een grap ging. De redactie weigerde zijn voorstel om een rechtzetting van zijn hand te publiceren en volstond met een mededeling dat ze door Wikowski bedrogen was en dat het toegevoegde plagiaat het gevolg was van een “technische vergissing” .1   

Soms heb je een lezing waarvan je je de relevantie kunt afvragen. De Nederlander Gerald de Jong (overigens de enige aanwezige van onze noorderburen) stelde een computergame voor onder de naam “Tetragotchi”, waarmee je evolutie door “survival of the fittest” kan spelen, door ontwikkeling van steeds nieuwe, aangepaste levensvormen. Best leuk, maar of dit soort spelletjes de belangstelling voor de biologische evolutie zal doen toenemen en uiteindelijk de “bijgelovige mythologische verklaringen” zal verdrijven, is zeer de vraag. 

Kosmische paniek, taalverwantschap en een mysterieus handschrift

Ten slotte waren er nogal wat lezingen over onderwerpen die zelden aan bod komen. Schrijver dezes deed daaraan trouwens mee met een uiteenzetting over mirakels en heiligverklaringen (zie Wonder 04/2009) en oogstte daarmee heel wat belangstelling. Originele onderwerpen doen het altijd goed. 

De Hongaarse astronoom Iván Almár had het over de paniekreacties van de pers bij buitengewone hemelverschijnselen. Dat gaat bijvoorbeeld over paniek bij de nadering van een komeet of een totale zonsverduistering. Een paniekzaaierij die helemaal niet tot het verleden behoort. Tijdens de befaamde zoneclips van 1999 werd in Hongarije het gerucht verspreid dat het gevaarlijk is om naar de verduisterde zon te kijken, zodat veel mensen binnen bleven. Almár schonk ook aandacht aan de voorspellingen van kosmische catastrofes, in het bijzonder die welke in 2012 het einde van de wereld voorspelt, en aan de mogelijke impact die de ontdekking van een buitenaardse beschaving op ons zou hebben. Almár is trouwens een van de bedenkers van de “schaal van Rio”, die naar het voorbeeld van de schaal van Richter bij aardbevingen het relatieve belang weergeeft van een aanwijzing voor het bestaan van een buitenaardse beschaving. Hoe duidelijker en geloofwaardiger het signaal, hoe belangrijker.2  

Bijzonder interessant was de bijdrage van de Hongaarse linguïste Klára Sándor over de misleidende opvatting dat volkeren die verwante talen spreken, ook genetisch verwant zijn. Die opvatting vindt in Hongarije nog altijd ingang, zelfs in de politiek, omdat de bijzonder complexe Hongaarse taal totaal verschilt van de talen van de buurlanden en er daarom een verband wordt gezocht met “verwante” volkeren, zoals de Finnen en sommige Oeralvolkeren, hoewel hun taal maar van verre gelijkend is. 

We leven allemaal met de idee dat verwante talen gemeenschappelijke voorouders hebben, een idee dat versterkt wordt door allerlei tradities. De Hongaren beweren bijvoorbeeld niet zonder trots van de Hunnen af te stammen, een opvatting die al tot de middeleeuwen teruggaat. Lange tijd werd ook geloofd (door iedereen die het boek Genesis ernstig nam) dat elke taal zou teruggaan tot een van drie zonen van Noach. In de 19de eeuw ontstond er een echte stamboomtheorie in de linguïstiek, die geïnspireerd werd door de evolutietheorie in de biologie. Sándor gaf daarbij Darwin, die zelf de stamboom van soorten uitdrukkelijk vergeleek met de stamboom van talen, een veeg uit de pan. Die opvatting leeft nog in de terminologie van de taalkunde zelf, met begrippen als talenfamilie, zustertalen, enzovoort. Maar de stamboomtheorie is onhoudbaar gebleken. Talen zijn geen biologische soorten en evolueren anders. Zo kunnen onderling verschillende talen door wederzijds contact gemeenschappelijke eigenschappen krijgen. Er is trouwens geen objectief criterium voor wat een taal precies is. De “stamboom” van talen is maar een metafoor, die volgens Sándor niet snel zal verdwijnen, want ze wordt ondersteund door onze dagelijkse ervaring: onze nauwste verwanten spreken net als wij, vreemden spreken een vreemde taal. Ergo: wie spreekt zoals ik, is verwant aan mij. Hoewel, en dat vergeet men blijkbaar vaak (misschien minder in België?), een taal niet genetisch wordt overgedragen.

Een smakelijk toetje vormde het verhaal van de Duitse skepticus en cryptoloog (expert in geheime codes) Klaus Schmeh over het Voynich-manuscript. Het gaat om een handgeschreven codex die eind 19de eeuw opdook, geschreven met onbekende tekens en voorzien van fraaie illustraties in kleur, illustraties van onder meer astronomisch/astrologische onderwerpen. Er zijn tientallen, vaak vergezochte, hypotheses over de oorsprong en betekenis van het boek geformuleerd (onder meer door Erich von Däniken). Het enige wat zeker is, is dat het materiaal van het boek (volgens C14-datering) uit het begin van de 15de eeuw stamt. Dat sluit vermeende auteurs als Roger Bacon en Leonardo da Vinci in elk geval uit. Voor de rest is er niets dan twijfel. Er zijn verschillende pogingen gedaan om het geheimzinnige schrift te ontcijferen. Er zijn 25 tekens, wat verwijst naar een alfabet, maar ondanks veel cryptoanalytisch werk is het niet duidelijk of het gaat om een onbekend schrift, dan wel om een codering van een bekend schrift of om totale onzin. Hoewel er nog meer onderzoek mogelijk is, denkt Schmeh dat zowel tekst als tekeningen geen enkele betekenis hebben. De vele planten die gedetailleerd zijn afgebeeld, lijken bijvoorbeeld niet op bestaande plantensoorten. Wellicht gaat het dan ook om het werk van een vervalser, die er mogelijk veel geld voor vroeg. 

Terwijl het congres grotendeels onder een regenachtige lucht werd gehouden, zorgden de skeptische weergoden meteen na afloop voor een paar dagen volle zon, zodat de congresgangers die nog even bleven, van de schittering van deze Donaustad konden genieten. Eén ding is zeker. De Europese skeptische activiteiten waren tot voor kort vooral geconcentreerd in landen aan de Noordzee, maar Midden-Europa is aan het bijbenen. 

Tim Trachet is journalist en stichtend lid/erevoorzitter van SKEPP.

Voetnoten:

  1. De integrale tekst van Witolski’s lezing is te vinden op  http://www.tomaszwitkowski.pl/index.php?post=98.
  2. Zie http://www.setileague.org/iaaseti/rioscale.htm voor meer bijzonderheden over de schaal van Rio.
Authors
Tim Trachet
Publicatiedatum
23-03-2011
Opgenomen in
Skeptisch & kritisch denken