01
nov
2000

Freud op de sofa. Boekbespreking.

Titel boek
Freud op de sofa
Auteurs boek
Geerdt Magiels
5 minuten
Leestijd:
Twee psychiaters komen elkaar 's avonds tegen. Zegt de een: "Oef! al die uren luisteren". "Hoezo", reageert de ander stomverbaasd, "luister jij daar dan naar?". Uit de briefwisseling van Sigmund Freud (1856-1939) en een Berlijns arts waarmee hij bevriend was, blijkt dat ook Freud niet altijd naar zijn patiënten luisterde, maar soms een dutje deed terwijl zij vrij associeerden of onder hypnose zaten.

Dergelijke uitingen van kleinmenselijkheid werden zorgvuldig weggezuiverd toen Freuds volgelingen zijn correspondentie publiceerden. Freudcritici kwamen daar later achter en hechtten groot belang aan het gecensureerde. Dat de grondlegger van de psychoanalyse zich geringschattend uitliet over zijn cliënten (ik heb de goudvis gevangen schreef hij over een rijke patiënte) is ook niet niks. Maar men verliest een beetje uit het oog dat het om de privé-correspondentie tussen twee bevriende artsen gaat. Er zijn er wel meer die in dergelijke omstandigheden geen blad voor de mond nemen en ironiserend stoom afblazen. Wat ze dan over hun patiënten zeggen weerspiegelt niet noodzakelijk hun professionele houding. In de voorbije dertig jaar werden veel glorificerende mythes over Freud en de psychoanalyse doorgeprikt. Het staat nu wel vast dat de Professor, zoals zijn volgelingen hem noemden, het niet zo nauw nam met waarnemingen, feiten en waarheid. Freud bouwde vaak voort op één vaag feit of associatie. Het Oedipuscomplex bijvoorbeeld, hoeksteen van de psychoanalyse, gaat terug op een twijfelachtige observatie uit de tweede hand - een erectie bij het zoontje van een vriend - gekoppeld aan een onzekere kindsheidsherinnering van de Meester over mogelijk seksuele opwinding bij het begluren van zijn naakte moeder.

Met wetenschap heeft de psychoanalyse niets van doen. Ze stoelt noch op experiment noch op klinisch onderzoek en doet geen moeite om hypothesen op de proef te stellen. Kritiek wordt steevast afgedaan als een vorm van afweer, onbewuste vijandschap of angst voor de psychoanalyse.

De successen beschreven in de klassieke gevalstudies van de psychoanalyse zijn grotendeels verzonnen. Sommige wonderbaarlijk genezen patiënten zijn de rest van hun leven een neurotisch wrak gebleven. Freud wist dat. Neem het geval Dora (Ida Bauer), lange tijd voorgesteld als een model-analyse. Maar deze jonge vrouw verbrak na ternauwernood drie maand "behande-ling" elk contact met Freud omdat hij haar bleef bestoken met vergezochte verklaringen. Hij weet haar tics en zelfdodingsgedachten aan onderdrukte homoseksualiteit en fantasieën over orale seks en zwangerschap. In werkelijkheid werd Ida Bauer seksueel lastig gevallen door een vriend van haar vader, die op zijn beurt een verhouding had met diens echtgenote en daarom een oogje dichtkneep. Freud drong zijn doorgaans seksuele interpretaties meteen aan zijn patiënten op. Hun verontwaardigde afwijzing zag hij als ultiem bewijs van zijn gelijk. Ze wilden niet horen van traumatische gebeurtenissen in hun kinderjaren omdat ze die verdrongen hadden, hun onderbewuste verzette zich uit alle macht tegen bewustwording. De psychoanalyse is een elastische theorie waarmee je, mits enige vindingrijkheid, zowat alles kan bewijzen. Zo zouden dromen die in tegenspraak zijn met Freuds theorie dat elke droom een wensvervulling is, voortkomen uit de koppige wens die stelling te ontkrachten.

Israëls breidt de verdraaiingen die hij op het spoor is gekomen nogal onkritisch uit tot de héle psychoanalyse. Hij noemt Freud een fraudeur en kwakzalver, een bedrieger over de hele lijn, maar bewijst dat niet echt. Hij overdrijft de intentionaliteit en het boos opzet.

Met wetenschap heeft de psychoanalyse niets van doen. Ze stoelt noch op experiment noch op klinisch onderzoek en doet geen moeite om hypothesen op de proef te stellen. Kritiek wordt steevast afgedaan als een vorm van afweer, onbewuste vijandschap of angst voor de psychoanalyse. De rangen worden gesloten, de ivoren toren opgezocht. Veel kenmerken van de psychoanalytische beweging doen aan een sekte denken. Han Israëls, een van de eerste Freudcritici in onze contreien, toont in De Weense kwakzalver aan dat Freud en zijn volgelingen veel verdraaiden, verzonnen en... verdrongen. Het is een ongelijk boekje, van grondig wetenschappelijk artikel  tot geïnformeerde roddel. Maar altijd even scherpzinnig en uitstekend verteld. Een goed overzicht van de Freudkritiek dat gunstig afsteekt tegen de wegwerpkritiek van veel andere Freudcriticasters. Alleen jammer dat de eerder in krant of tijdschrift verschenen artikels gebundeld werden zonder serieuze redactie. De samenstellers hadden zich enige moeite mogen getroosten om de vele herhalingen weg tewerken. Israëls breidt de verdraaiingen die hij op het spoor is gekomen nogal onkritisch uit tot de héle psychoanalyse. Hij noemt Freud een fraudeur en kwakzalver, een bedrieger over de hele lijn, maar bewijst dat niet echt. Hij overdrijft de intentionaliteit en het boos opzet.

Freud was een autoritair en zelfverzekerd man, die zelden of nooit aan zijn gelijk twijfelde. Daarom achtte hij het gerechtvaardigd, misschien zelfs noodzakelijk, zijn theorieën aan feiten en patiënten op te dringen. Freud had een bijzonder groot ego.

Freud was een autoritair en zelfverzekerd man, die zelden of nooit aan zijn gelijk twijfelde. Daarom achtte hij het gerechtvaardigd, misschien zelfs noodzakelijk, zijn theorieën aan feiten en patiënten op te dringen. Freud had een bijzonder groot ego. Getuige daarvan een passus uit een tekst van 1917, Eine Schwierigkeit der Psychoanalyse. Freud heeft het daarin over de drie zware krenkingen die de wetenschap aan het menselijk narcisme heeft toegebracht. Copernicus beroofde de mens van zijn centrale positie in het heelal; Darwin toonde aan dat mensen niet anders of beter zijn dan dieren; de psychoanalyse - Freud dus - bewees dat het Ik geen baas is in eigen huis. Freud geloofde in alle oprechtheid een groot wetenschapper te zijn en velen vonden dat met hem. Hij was een kind van zijn tijd, er werd in de menswetenschap van die dagen nogal wat afgespeculeerd. De kritiek op Freud is meestal te totalitair, zonder nuance. Dat heb je wel meer met gevallen goden en idolen; kind en badwater worden dan weggegooid. Maar Freud was een fascinerend denker en auteur. Sommige van zijn werken, Die Traumdeutung, Der Witz und seine Beziehung zum Unbewußten en Die Zukunft einer Illusion bijvoorbeeld, zijn nog altijd meer dan het lezen waard. Men vergeet ook dat de psychologie en de psychiatrie rond 1900 beladen waren met sinistere theorieën over erfelijke degeneratie en raciale inferioriteit, en ook therapeutisch weinig voorstelden. Teruggeplaatst in haar tijd was de psychoanalyse een progressieve kracht die voor bepaalde gevallen een oplossing leek te bieden. De erkenning van het belang van de seksualiteit, heeft verreikende gevolgen gehad voor de psychologie en de pedagogie. Freud heeft een en ander bespreekbaar en duidelijk gemaakt, de rol van menselijke driften en hun botsing met maatschappelijke vereisten. Zijn ideeën over de menselijke verbeelding hebben talloze mensen geïnspireerd, zeker in de wereld van de kunst. De westerse cultuur en ons taalgebruik zijn niet voor niets doordrongen van psychoanalytische begrippen als sublimatie, verdringing, lapsus en libido...

Deze boekbespreking is verschenen in het Nulnummer van "Wonder en is gheen Wonder", november 2000.

Authors
Gie van den Berghe
Publicatiedatum
01-11-2000