Psychologie & autisme

De verboden documentaire Le Mur spreekt voor zich
29-04-2012

-

door verscheen in :
5 minuten
Leestijd:
De Franse documentaire Le Mur, over autisme en psychoanalyse, veroorzaakte in september vorig jaar behoorlijk wat deining. Een aantal gerenommeerde psychoanalytici doen er bijzonder merkwaardige uitspraken over de oorzaken en behandeling van autisme, een ontwikkelingsstoornis met een neurologische basis en een belangrijke aangeboren component. Samen met Argentinië is Frankrijk een van de laatste bolwerken van de psychoanalyse, de theorie en therapie die ontwikkeld werd door Sigmund Freud en zijn volgelingen. In ons boek De ongelovige Thomas heeft een punt (hoofdstukken 5 en 8) leggen Johan Braeckman en ik uit dat de psychoanalyse, met haar vele rivaliserende scholen en talloze schisma’s, het toonbeeld is van een pseudowetenschap. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was de psychoanalyse bijna ongenaakbaar in de menswetenschappen, maar sindsdien heeft ze aan de faculteiten psychologie van de meeste Angelsaksische universiteiten steeds meer aan belang ingeboet (al zijn de cultuurwetenschappen nog aan een inhaalbeweging toe, zie hoofdstuk 9 in ons boek). 

De standaardbehandeling voor autisme wereldwijd is niet langer psychoanalytisch, maar bestaat uit verschillende varianten van cognitieve gedragstherapie (CGT), een behandelvorm die de wetenschappelijke toetsing heeft doorstaan en die de communicatieve en sociale vaardigheden van autistische kinderen gevoelig kan verbeteren. In de documentaire zien we hoe psychoanalytici, voornamelijk volgelingen van de charismatische Jacques Lacan (1901-1981), zich niets gelegen laten aan die wetenschappelijke bevindingen en autisme verklaren in termen van oedipale drama’s en intersubjectieve conflicten. Documentairemaakster Sophie Robert werd door drie geïnterviewden voor de rechtbank gedaagd, die hen nu deels gelijk geeft en de film verbiedt. In De Standaard (31/01) grepen psychoanalytica Nathalie Laceur en haar  medestanders het Franse vonnis aan om de polemiek tegen de psychoanalyse en de zogenaamd bedenkelijke methodes van haar critici aan de kaak te stellen (zie mijn opiniestuk van 13/10/2011 in De Standaard, beschikbaar op www.ongelovigethomas.be). Robert zou zich schuldig hebben gemaakt aan sluwe beeldmanipulatie en propagandatechnieken, met het oogmerk om de psychoanalyse re ridiculiseren en haar beoefenaars in diskrediet te brengen.

Laat ons duidelijk zijn: moedwillige beeldmanipulatie om geïnterviewden zaken in de mond te leggen, is een praktijk die niet door de beugel kan, ongeacht het onderwerp van de documentaire. Dat Laceur echter op de vlakte blijft over de vermeende delicten van de documentairemaakster, mag geen wonder heten. De motivatie van de rechter weegt zo licht dat zijn verdict als een aanslag op het vrije woord kan gelden. Eén voorbeeld volstaat: de Belgische psychoanalyticus Alexandre Stevens, bij wie Laceur werkzaam is, beweert in de documentaire dat autisme soms veroorzaakt wordt door een depressieve moeder bij de bevalling of in utero. Gewiekst en selectief montagewerk? Jawel, oordeelt de rechter, want op de ruwe beelden zegt Stevens eveneens dat het kind ‘zelf kiest voor autisme’ en daarvoor verantwoordelijkheid draagt. Dat is natuurlijk van de regen in de drup. Moeten we Sophie Robert verwijten dat ze niet nog meer bizarre speculaties van Stevens wereldkundig maakte? Ook van de regietafel viel de passage waarin Stevens verklaart dat ouders, hoewel ze de vlucht van hun kind in autisme beïnvloeden, daarbij geen schuld treft. De rechter vindt dat deze ‘erg genuanceerde positie’ onvoldoende aan bod kwam.

De rest van het vonnis leest als een oefening in haarkloverij, met één of twee voorbeelden van montagewerk die een verkeerde indruk kunnen wekken. Montagewerk is steeds precair, en filmmakers moeten een deontologische code respecteren, maar in dit geval is het verweer een schijnmanoeuvre. Echte manipulatieve propaganda, zoals de 9/11-complotfilm Loose Change, bestaat typisch uit  een verknipte collage van korte fragmenten, op misleidende wijze aan elkaar geregen. Le Mur daarentegen bevat omstandige gesprekken met diverse psychoanalytici, met ononderbroken fragmenten van soms een minuut lang . Natuurlijk is de documentaire ‘polemisch’, wat onvermijdelijk is in acht genomen de uitspraken van de psychoanalytici. Een documentairemaakster heeft het recht om stelling in te nemen als ze dat haar morele plicht acht.

Tegenstanders hebben volgens Laceur en co standpunten ‘verzonnen’ en valselijk aan de psychoanalyse  toegeschreven. Mogen we ook weten welke precies? Concreet: geloven Laceur en co, zoals Alexandre Stevens in Le Mur, dat de vader tussenbeide moet komen in de relatie moeder-kind om de seksuele fusie van beide te ‘verbieden’? Dat alle moeders een periode van ‘maternale gekte’ doormaken? Dat elke relatie tussen moeder en kind intrinsiek incestueus is, zoals verschillende analisten in Le Mur beweren? Dat autisme een ‘weigering’ inhoudt van het kind om tot de wereld van de taal toe te treden (dixit Stevens)?

Sommige psychoanalytici in Le Mur maken het nog bonter: de psychologische effecten van vader-dochter incest zouden niets zijn om je veel zorgen om te maken; een van de functies van de placenta tijdens de zwangerschap zou erin bestaan om te bemiddelen tussen de moordlustige verlangens van moeder en kind. En dan is er nog een absurde scène met een pluchen krokodil en schildpad, waarmee autistische kinderen Lacans theorie over de kinderverslindende moeder en het incestverbod van de vader veruitwendigen.

Niet alle psychoanalytici die de revue passeren in Le Mur volgen al deze bizarre kronkels (dat mogen we althans hopen). In een theoretisch kluwen als de psychoanalyse, in het bijzonder de warrige versie van Jacques Lacan, is het moeilijk om wijs te raken uit de eeuwige disputen en tegenstrijdige interpretaties. De criticus krijgt steevast het verwijt dat hij de theorie toch niet goed begrepen heeft, of zaken uit de context rukt, of geen klinische ervaring en daarom geen recht van spreken heeft. De geïnterviewden in Le Mur hebben wel  gemeen dat ze vertrouwen stellen in dezelfde kwestieuze psychoanalytische methodes (vrije associatie en symbolische duiding), en dat ze hun eigen klinische ervaring en theoretisch nattevingerwerk hoger inschatten dan wetenschappelijke inzichten ter zake over geestesziekten.

Nog meer verbazingwekkend in Le Mur, voor wie niet vertrouwd is met de spinsels van Lacan, is het defaitisme dat veel analytici uitspreken over de resultaten die de psychoanalyse als behandelvorm kan voorleggen. Wat mag een autistisch kind redelijkerwijs verwachten van een psychoanalytische therapie? ‘Het plezier om zich te interesseren in een zeepbel’, zo luidt het laconieke antwoord van een lacaniaan, na een tergend lange stilte. Die gelatenheid vloeit voort uit de opvatting van Lacan dat de mens niet kan genezen van zijn condition humaine, en dat geestesziekten gewoon manieren zijn waarop onze geest met de wereld en de taal verknoopt is. Die knoop ontwarren heeft dus geen zin, want allemaal zijn we op onze eigen wijze ziek aan ons mens-zijn. De bizarre opvattingen dat kinderen ‘kiezen’ voor hun autisme en dat ze in het beste geval weer plezier aan een zeepbel kunnen beleven, komen dus niet uit de lucht gevallen. Aan het verlangen om te genezen en van onze symptomen bevrijd te zijn, moeten we volgens lacanianen blijvend weerstand bieden. Dit therapeutisch cynisme is bijzonder schadelijk in het licht van de wetenschappelijk onderbouwde psychotherapievormen die voor autisme voorhanden zijn, maar waartegen lacanianen zich heftig blijven verzetten.

Graag hadden we geloofd dat Sophie Robert al deze pseudowetenschappelijke onzin zelf had ‘verzonnen’, maar helaas. Los van de montage-ingrepen blijft Le Mur een onversneden staaltje van onwillekeurige zelfincriminatie (nog steeds op YouTube te bekijken, spijts het verbod). Robert gaat dan ook in beroep tegen het vonnis. Wie dergelijke onthullingen in de rechtbank bestrijdt in plaats van in geschrifte, rekent trouwens buiten het Streisand-effect: elke poging om informatie van het internet te wissen, zorgt ironisch genoeg voor een aanzuigeffect en een nog ruimere verspreiding. Daar zijn we in dit geval niet rouwig om.

Maarten Boudry is filosoof en verbonden aan de Universiteit Gent, waar hij onderzoek doet naar pseudowetenschappen.

Authors
Maarten Boudry
Publicatiedatum
29-04-2012