Het nieuwste boekje in de reeks "De Skeptische Kijk" is uit.
U kan het hier bij Owl Press bestellen.
De grenzen tussen (1) de natuurwetenschappen, (2) de gedragswetenschappen en (3) de cultuurwetenschappen zijn moeilijk scherp te trekken. Er bestaan bijvoorbeeld wetenschappen over het gedrag van dieren (dierenpsychologie en ethologie) die bij (1) en (2) thuishoren; de studie van de techniek veronderstelt soms kennis van (1) en (3); de geschiedenis kan ook als een soort sociologie beoefend worden (2 en 3); de menselijke fysiologie en neurofysiologie hebben raakvlakken met de psychologie (1 en 2), enzovoort.
Vaak maakt men een onderscheid tussen "natuurwetenschappen" en "geesteswetenschappen" (ook "humane" wetenschappen genoemd); deze laatste moeten dan (2) en (3) omvatten. Dit onderscheid is echter verouderd. Zo staan de methodes van bijvoorbeeld de psychologie dichter bij de natuurwetenschappen dan bij de filologie, en bovendien is de term "geesteswetenschappen" vaag en misleidend.
Soms noemt men de natuurwetenschappen, samen met de wiskunde, exacte wetenschappen. Ook deze benaming is onhoudbaar. Alle wetenschappen moeten streven naar exactheid, dat wil zeggen dat ze een ondubbelzinnige taal dienen te gebruiken. De ene wetenschap kan dit evenwel beter dan de andere; zo is de natuurkunde exacter dan de biologie, maar deze laatste is niet meer exact dan sommige takken van de psychologie of de linguïstiek.
In de praktijk kan men soms een onderscheid maken tussen "zuivere" en "toegepaste" wetenschappen. Deze laatste hebben betrekking op technieken waarbij de wetenschappelijke gegevens worden gebruikt om menselijke noden te bevredigen en om praktische problemen op te lossen. Zo wordt de kennis van de fysica en de chemie in de ingenieurswetenschappen gebruikt; deze van de menselijke biologie en fysiologie in de geneeskunde; deze van de psychologie in de psychodiagnostiek en psychotherapie, enzovoort.
Uit het voorgaande blijkt dat de "Faculteit Wetenschappen" eigenlijk de "Faculteit Natuurwetenschappen" zou moeten heten en dat de wiskunde en de logica in een aparte faculteit thuishoren, wegens het heel speciaal karakter van deze wetenschappen. De huidige benamingen zijn echter historisch gegroeid in een periode toen nog niet alle wetenschappen waren ontstaan.
Tenslotte hoort men soms nog de term "positieve wetenschappen". Hiermee bedoelde men in de 19e eeuw die wetenschappen die op gegevens - feiten - berusten (m.a.w. de ervaringswetenschappen). Ze werden geplaatst tegenover de wetenschappen die men als "speculatief" beschouwde (d.w.z. bestaande uit bespiegelingen). Aangezien men evenwel kan aantonen dat ook de geschiedenis, de rechtswetenschap, de literatuurwetenschap, enzovoort kunnen worden opgebouwd op basis van nauwkeurig feitenmateriaal, is ook dit onderscheid niet erg nuttig. Alleen de speculatieve gedeelten van de wijsbegeerte en de theologie kunnen strikt genomen als "niet-positief" worden beschouwd.